http://www.volkskrant.nl/cultuur-media/janine-jansen-kreeg-de-kans-twaalf-stradivariussen-te-bespelen-het-was-een-snoepwinkel~b6160972/

 

Bijna iedere violist droomt ervan om ooit op een Stradivarius te mogen spelen. Een kleine groep geluksvogels krijgt daadwerkelijk die kans. En dan is er één iemand op de wereld die er – goed, voor een paar weken – twáálf tot haar beschikking heeft.

Janine Jansen, een van de grote internationale vioolsolisten van deze tijd, brengt vrijdag een album waarop twaalf instrumenten te horen zijn van de beroemdste vioolbouwer aller tijden, Antonio Stradivari (1644-1737). 12 Stradivari, haar eerste reguliere studioalbum in zes jaar tijd voor Decca en haar eerste conceptalbum, kwam tot stand in samenwerking met de Londense vioolhandelaar John & Arthur Beare, die de violen bijeenbracht en ook maar meteen een documentaire liet maken. Het resultaat, Falling for Stradivari, is zondag vanaf 19.15 uur te zien op NPO 2 Extra.

We spreken elkaar via Zoom, zij vanuit Sion in Zwitserland. Daar geeft ze les aan het conservatorium, iets waar ze kort voor corona mee is begonnen. Begin vorig jaar verkocht ze haar huis in Utrecht, ze zoekt nog naar een permanent adres in Zwitserland. ‘Ik heb nu zeven studenten’, zegt ze. ‘Het lesgeven is me heel goed bevallen, het heeft me echt door de coronatijd heen gesleept. Naast dit project, natuurlijk.’

Sinds je doorbraak speel je op violen van Stradivari. Op hoe veel heb je er inmiddels gespeeld?

‘Ik heb vijftien jaar de Barrere in bruikleen gehad (de violen van Stradivari zijn vaak vernoemd naar voormalige bespelers en eigenaren, red.). Dat was mijn stem, ik was er zo ontzettend blij mee, ik was nooit op zoek naar iets anders. Tot ik op een gegeven moment in Londen speelde en bij die viooldealer Beare binnenstapte. Dan kom je in een snoepwinkel, met de mooiste instrumenten ter wereld. Dan ontdek je dat er zo veel verschil is. Ik raakte geïntrigeerd door al die mogelijkheden, de persoonlijkheden van die instrumenten.

‘Daarna heb ik twee jaar op de Deurbrouck gespeeld, toen kwam de Rivaz en sinds twee jaar speel ik op de Shumsky uit 1715 (de Stradivarius die onder anderen toebehoorde aan de violisten als Pierre Rode en Oscar Shumsky, red.). Dus dit de vierde die ik in bruikleen heb. Maar in totaal? Misschien heb ik er wel dertig of veertig geprobeerd. Er zijn er ook iets van vijfhonderd.’

Waarom ruilde je de ene voor de andere in?

‘Ingeruild klinkt heel lullig, maar dat is natuurlijk wel zo. Het is net als met mensen die je ontmoet: met sommige ben je meteen op een heel vertrouwd niveau, het voelt bekend, in andere gevallen duurt het wat langer. En soms leer je elkaar nooit helemaal kennen, dan past het niet helemaal. Maar deze houd ik, hoor! Ik ben nog steeds helemaal verliefd. Het leuke van dit project is dat ik ook na het spelen op die andere elf nog steeds denk: deze hoort bij mij.’

Je dacht niet: ik wil er nog eentje bij, voor de heb?

‘Ha! Misschien kon dat vroeger nog, dat een bekende violist een Stradivarius en nog een Guarneri (Stradivarius’ belangrijkste concurrent, red.) in de kast had liggen. Die instrumenten zijn helaas niet meer te betalen voor musici. Maar bij sommige had ik inderdaad wel het idee: die zou ik nóg beter willen leren kennen, kijken wat er mogelijk is.

‘Een deel van de violen die we hebben opgenomen wordt bespeeld, andere liggen weer in kluizen bij verzamelaars. Daar heb ik gemengde gevoelens bij. Aan de ene kant denk ik: die violen zijn gebouwd om mee te communiceren, die moeten worden bespeeld. Aan de andere kant: de Alard-viool, uit 1715, die dan nog zó gaaf is, met de originele lak en in superstaat – ik kan me voorstellen dat je niet wilt dat daar in het vuur van het spel een hoekje vanaf gaat. Dus ik was best vereerd dat we die mochten gebruiken.

‘Bij violen waar weinig op wordt gespeeld is het altijd spannend: spreken de snaren aan of is het piep-piep? Maar het is dus echt een kanon, een superrijk geluid met een enorm veel draagkracht. Tijdens het opnemen ging de klank helemaal open. We moesten bij elke take de microfoons verplaatsen omdat het geluid steeds voller werd. Dan denk ik: wat kan er nog meer groeien uit deze viool?’

Is het moeilijk, zo veel violen achter elkaar te bespelen?

‘Op sommige wilde ik te veel doen, dan krijg je het gevoel dat je tegen een plafond aan zit. Dat ligt aan mij, ik moet dan minder kracht zetten, niet de viool mijn wil op proberen te leggen. Met de keuze van de stukken heb ik het me ook niet makkelijk gemaakt, trouwens. Toen ik Schumann wilde spelen nadat we Tsjaikovski hadden opgenomen, klonk het van: aaaaaaaaaaaah!’

Als je nu naar je album luistert, op welke viool vind je jezelf dan het best klinken?

‘Op de Shumsky, ik hoor heel duidelijk dat ik die goed ken. Sommige waren veel makkelijker te bespelen, zoals die uit 1733 die van Fritz Kreisler is geweest: alles wat je aanraakt krijgt zo veel ziel en warmte.’

Je bespeelt ook de Stradivarius van de vorig jaar overleden Ida Haendel. Daarop vond ik je het meest herkenbaar klinken als Janine Jansen, heel naturel.

‘Wat grappig is, is dat die e-snaar (de hoogst klinkende snaar, red.) zo lijkt op die van de Barrere. Echt waanzinnig, zo sprankelend, zilverachtig… Ik voelde me meteen thuis.’

Antonio Stradivari werkte in Cremona in Noord-Italië. Bij leven was hij al een vermogend en beroemd bouwer, zijn instrumenten (hij maakte ook altviolen, cello’s en gitaren) werden toen al verzameld. Door de eeuwen heen vind je zijn violen daar waar het geld is: de afgelopen decennia verhuisden er meer ‘Strads’ naar Azië.

Stradivariussen van de buitencategorie leveren tussen de 5 en 20 miljoen dollar op, zeker als ze van een beroemde violist zijn geweest. Naar schatting heeft hij meer dan 950 violen gebouwd, waarvan meer dan de helft nog over is. Over het precieze aantal lopen de meningen onder specialisten uiteen, mede omdat het soms de vraag is wat je nog een Stradivarius moet noemen, als veel onderdelen niet van Stradivari zijn. En misschien duikt er nog eens ergens eentje op bij een zolderopruiming.

Je zegt dat het voor violisten zelden nog mogelijk is om een Stradivarius te kopen. Deze documentaire en het album zijn eigenlijk ook weer reclame voor het merk Stradivarius, voor musici raken ze wellicht nog verder uit zicht.

‘Goed punt, ik heb daar in mijn naïviteit niet zo over nagedacht. Ik dacht: wauw, ik heb de kans om die instrumenten te leren kennen en een opname te maken.’

Vlak voor de opname kreeg je corona.

‘Het was al zo’n gedoe om in deze pandemie al die violen op één plek te krijgen, ik moest heel verschillende muziek spelen, kijken wat aansloot bij welke viool, en toen werd ik ook nog ziek. Het was onwerkelijk: ik heb twee weken in mijn Londense hotelkamer opgesloten gezeten, ik mocht de drempel niet eens over. Toen ik me iets beter begon te voelen, werden er elke dag twee violen naar me toegebracht.

‘Omdat toch alles afgelast was, konden de violen iets langer blijven en had Tony (Antonio Pappano, die piano speelt op haar opname, red.) ook zijn agenda leeg. We hebben vier dagen opgenomen, ik had minder energie om te spelen. Dit project heeft me een hoop grijze haren bezorgd.’

Is er nou zo iets als dé Stradivariusklank?

‘Hmm, nee. Ik zou niet zeggen dat ze allemaal zo flexibel, soepel en rijk van klank zijn, want ik heb ook op mindere gespeeld. Wat ze gemeen hebben, in ieder geval de topinstrumenten die ik heb kunnen gebruiken, is dat je merkt dat ze een ziel hebben, iets magisch in de resonantie. Dat fascineert me het meest: ze zijn allemaal gebouwd door hetzelfde genie, maar hebben zo’n eigen stem.’